Beademing via een buisje in de mond
Via een aantal slangen en een buisje is de patiënt verbonden met de beademingsmachine. Het buisje is via de mond of neus ingebracht en loopt door tot in de luchtpijp. Dit buisje heet een “tube” (spreek uit “tjoep”).
Ligging van de tube
- Tube
- Stembanden
- Ballon
- Luchtpijp
- Slokdarm
- Aansluiting aan beademingsmachine
Inbrengen van de tube uitklapper, klik om te openen
Het inbrengen van het buisje (de tube) is niet prettig. Om niet alles bewust te hoeven meemaken, krijgt u - als u dat wilt - slaap- en pijnmedicijnen. Een nadeel hiervan is dat het voor uw arts moeilijker wordt om contact met u te maken.
U kunt niet praten
Het buisje loopt tussen uw stembanden door naar uw luchtpijp. Een kleine, opgeblazen ballon zorgt ervoor dat er geen uitademingslucht langs de stembanden kan. Het gevolg hiervan is dat u niet kunt praten zolang u beademd wordt. Dit kan een vervelend en onrustig gevoel geven. Als u wakker bent, kunt u echter wel reageren op wat er in uw omgeving gebeurt, bijvoorbeeld met gebaren.
Aan het bed praat de verpleegkundige gewoon tegen u, ook als u niet kunt reageren. Ook uw familieleden kunnen u dingen vertellen, een kus geven of aanraken.
Uw familieleden en vrienden kunnen op verschillende manieren met u communiceren:
- Ze kunnen gerichte vragen stellen, waarop u antwoordt door ja knikken of nee schudden.
- Ze kunnen iets opschrijven.
- U kunt letters aanwijzen op een letterbord.
- Soms is liplezen mogelijk.
U krijgt vloeibare voeding
Via een maagsonde krijgt u vloeibare voeding. De slang loopt via de neus of mond naar uw maag. Is sondevoeding niet mogelijk, dan krijgt u een infuus.