MEN1 en erfelijkheid
MEN1 en erfelijkheid
Erfelijke aanleg bij MEN1-syndroom
MEN is een erfelijke aandoening. Het MEN1-syndroom ontstaat meestal doordat er een verandering (mutatie) optreedt in het MEN1 gen. Vrijwel altijd is de mutatie al bij één van de ouders aanwezig, er is zelden sprake van een spontane (nieuwe) mutatie in dit gen. De ziekte komt daarom meestal voor bij meer familieleden en in verschillende generaties.
Erfelijkheid
Het menselijke lichaam bestaat uit een groot aantal organen. Organen zijn opgebouwd uit weefsel. En weefsel bestaat weer uit miljarden cellen. Cellen zorgen er voor dat alles goed werkt. Dit alles wordt aangestuurd vanuit de kern van de cel, waarin het erfelijk materiaal opgeslagen ligt. Dat erfelijke materiaal is opgeslagen op chromosomen. In iedere celkern zitten 23 paren chromosomen, dus 46 chromosomen in totaal. Van elk paar is er één doorgegeven via de eicel en één via de zaadcel. De geslachtscellen bevatten dus 23 chromosomen (van elk paar één). De eerste 22 paren chromosomen zijn voor mannen en vrouwen hetzelfde. Deze zijn genummerd van 1 tot en met 22. Het 23ste paar zijn de geslachtschromosomen. Vrouwen hebben twee X chromosomen en mannen één X- en één Y-chromosoom.
De chromosomen zijn opgebouwd uit DNA. Dit is een ‘ketting’ die bestaat uit 4 verschillende bouwstenen. DNA bestaat uit genen. Een gen is een stukje afgebakend DNA dat informatie over (een deel van) één specifieke eigenschap of proces bevat. Zo heb je bijvoorbeeld genen die samen de kleur van de ogen bepalen, maar ook genen die belangrijk zijn voor het delen van cellen.
Als er een fout is, waardoor de functie van het gen verstoord raakt, spreken we van een genmutatie. Erfelijke ziekten worden vaak veroorzaakt door genmutaties.
MEN1-Gen
Het MEN1-syndroom wordt veroorzaakt door een mutatie in het MEN1-gen. Dit gen ligt op chromosoom 11. Er zijn veel verschillende mutaties in het MEN1-gen bekend die het MEN1-syndroom veroorzaken.
Het MEN1-gen regelt de aanmaak van het eiwit menine. De naam menine is afgeleid van MEN. Menine zorgt ervoor dat cellen zich niet delen als dat niet nodig is. Het MEN1-gen is een zogenoemd tumorsuppressorgen. Als het gen goed functioneert, voorkomt het dat een cel ongeremd gaat delen. Hierdoor ontstaat er geen tumor.
Ontstaan van tumoren bij MEN1
Mensen hebben twee MEN1-genen. Als één MEN1-gen functioneert, dan voorkomt dit gen dat de cel ongeremd gaat delen. Patiënten met MEN1 hebben door de mutatie maar één goed functionerend MEN1-gen. Als dit goed functionerende MEN1-gen in een bepaalde cel door toeval schade oploopt, dan kan de cel ongeremd gaan delen. Hierdoor kan een tumor ontstaan.
Overerven
De kans dat iemand met het MEN1-syndroom een kind krijgt dat dit ook heeft, is 50%. De kans om de aanleg te erven is even groot voor zonen en dochters.
We noemen zo’n patroon van overerving autosomaal dominant:
- autosomaal: niet geslachtsgebonden, mannen en vrouwen kunnen het allebei doorgeven
- dominant: 1 veranderd gen is genoeg om een hogere kans op MEN1 tumoren te hebben.
Is bekend dat in een familie een genmutatie voorkomt? Dan kan DNA-onderzoek uitwijzen wie drager is en wie niet.
Familieleden die de mutatie niet hebben, kunnen deze ook niet doorgeven aan hun kinderen. Zijzelf en hun kinderen hebben geen verhoogd risico om tumoren te krijgen die passen bij MEN1.
Soms komt het voor dat iemand het MEN-syndroom heeft, maar allebei de ouders niet. Dan is de ‘fout’ in het MEN-gen bij deze persoon nieuw ontstaan. Dit heet een spontane genmutatie. Bij MEN1-syndroom komt zo’n spontane genmutatie weinig voor.
Op de video een presentatie van professor Gerlof Valk op een informatiedag van de NET groep in november 2016.
Erfelijkheid en neuro-endoctriene tumoren
In deze folder bevindt zich extra informatie door middel van een video. Scan de bovenste QR-code met uw telefoon om deze video te bekijken. Of bekijk de video via:
Erfelijkheidsonderzoek
Erfelijkheidsonderzoek is erop gericht te achterhalen of een genetische aanleg voor MEN1 in uw familie voorkomt.
Erfelijkheidsonderzoek naar het MEN1-syndroom is noodzakelijk bij
> klinische diagnose MEN1-syndroom
> verdenking op het MEN1-syndroom, bijvoorbeeld:
- meerdere bijschildkliertumoren voor de leeftijd van 40 jaar
- een nieuwe bijschildkliertumor als er eerder een bijschildkliertumor operatief verwijderd is
- een gastrine producerend neuro-endocriene tumor
- meerdere neuro-endocriene tumoren in de alvleesklier
- twee verschillende MEN1-tumoren
> een patiënt met een MEN1-tumor en familieleden met MEN1-tumoren
Vroege herkenning van MEN1 is van belang voor een zo goed mogelijke behandeling.
Bloedonderzoek
Erfelijkheidsonderzoek doen we door het DNA in uw bloed te onderzoeken. De klinisch geneticus bespreekt met u de voor- en nadelen van DNA onderzoek. Als bekend is naar welke specifieke mutatie in het MEN1 gen gezocht moet worden, dan krijgt u de uitslag van het DNA onderzoek na twee tot vier weken. Als onderzoek gedaan wordt naar een nieuwe mutatie, dan krijgt u de uitslag na twee tot drie maanden.
Stamboomonderzoek bij MEN1
Om na te gaan of MEN1 in uw familie voorkomt en om te bepalen om welke familieleden het gaat, is het nodig de ziektegeschiedenis van uw familie in kaart te brengen. Er is informatie nodig over het voorkomen van uitingsvormen van MEN bij minstens twee generaties.
De klinisch geneticus stelt een medische stamboom samen. Dat doet hij met informatie over de tumoren en de leeftijd waarop deze werden vastgesteld.
De klinisch geneticus of genetisch consulent analyseert zo het patroon waarmee het MEN1-syndroom in uw familie optreedt.
Erfelijkheidsonderzoek bij kinderen
Als u MEN1-syndroom heeft, is er 50% kans dat uw kind ook MEN1-syndroom heeft.
Bij kinderen adviseren wij te starten met periodiek vervolgonderzoek vanaf vijf jaar. Daarom is het belangrijk dat onderzocht wordt of uw kind MEN1-syndroom heeft, vóór het vijfde levensjaar.
Kinderwens
Hebt u een kinderwens? Omdat het MEN1-syndroom is erfelijk is, adviseren wij u om uw kinderwens te bespreken met de internist-endocrinoloog en/of klinisch geneticus. Zij kunnen u voorlichten over de verschillende mogelijkheden die er zijn van het doorgeven van het MEN1-syndroom bij uw nog ongeboren kind. Daarnaast moeten periodieke onderzoeken en eventuele behandeling(en) afgestemd worden op een eventuele zwangerschap.
Verwijzing
Als uit het onderzoek blijkt dat u inderdaad MEN1-syndroom hebt, kunnen we starten met periodiek vervolgonderzoek. Bij het vervolgonderzoek controleren we of er tumoren zijn en of deze tumoren goed- of kwaadaardig zijn. We controleren ook of de tumoren hormonen maken. U wordt hiervoor verwezen naar de internist-endocrinoloog. Kinderen worden verwezen naar een kinderarts-endocrinoloog.