U bent opgenomen in het Utrecht Stroke Center (zorglijn Cerebro Vasculaire Ziekten) van het UMC in Utrecht in verband met een zogenoemde “subarachnoïdale bloeding”; dit is een bloeding in uw hoofd. Uw behandelend arts heeft u al de nodige informatie gegeven over de aard van deze aandoening en de behandeling.
Hier is de algemene informatie nog eens voor u samengevat.
Bloeding in het hoofd (subarachnoïdale bloeding) uitklapper, klik om te openen
De subarachnoïdale ruimte (in het Nederlands “spinnenwebvlies”) is de ruimte tussen de hersenen en de schedel. U kunt deze ruimte vergelijken met de kruipruimte onder een huis waarin de aan- en afvoerende water- en elektriciteitsleidingen lopen. In de subarachnoïdale ruimte lopen de aan- en afvoerende bloedvaten van de hersenen. Als één van deze bloedvaten stuk gaat, ontstaat een bloeding in deze ruimte: een subarachnoïdale bloeding.
Zo’n bloeding ontstaat vaak doordat een uitstulping van een zwakke plek in de bloedvatwand (een aneurysma) het begeeft. Deze zwakke plek zit meestal op een kruispunt van bloedvaten.
Door de bloeddruk is deze zwakke plek steeds maar verder uitgerekt.
Dit is te vergelijken met het opblazen van een ballon. Uiteindelijk wordt de druk in de uitstulping zo groot, dat de wand knapt (net als bij een te ver opgeblazen ballon).
Een subarachnoïdale bloeding is een bijzondere vorm van een beroerte: er is een bloeding in het hoofd, echter niet in de hersenen zelf. Bij andere vormen van beroertes gaat het om een bloedvatverstopping in de hersenen waardoor een herseninfarct ontstaat of om een bloeding in één van de vaten in de hersenen. De subarachnoïdale bloeding komt meestal op jongere leeftijd (jonger dan 60 jaar) voor: vaker dan andere vormen van beroertes.
Onderzoeken uitklapper, klik om te openen
De aanwezigheid van bloed in het “spinnenwebvlies” kan meestal worden aangetoond met een CT-scan (hierbij worden met röntgenstralen dwarsdoorsneden van het hoofd gemaakt). Om de ballonvormige uitstulping af te beelden wordt in eerste instantie ook een CT-A scan van de vaten verricht, vlak na het inbrengen van contrast in een ader (van de arm).
Als op de CT-scan geen bloed gezien wordt, kan een “ruggenprik” (lumbale punctie) nodig zijn. Soms is het nodig dat contrast ingespoten wordt in de slagaders van het hoofd (angiografie).
Dit wordt gedaan via een slangetje (katheter) dat wordt ingebracht in de liesslagader en van daaruit wordt opgeschoven tot in de vaten van hals en nek. Deze laatste methode geeft iets meer risico op complicaties en dit onderzoek wordt alleen verricht als het echt nodig is.
Opname uitklapper, klik om te openen
Een bloeding in het hoofd is een ernstige aandoening waarbij verschillende complicaties kunnen optreden. Daarom worden deze patiënten op een zogenoemde Medium Care opgenomen. Dit is een afdeling waar meer zorg geboden kan worden dan op een gewone afdeling. Als beademing nodig is worden deze patiënten opgenomen op een Intensive Care.
Complicaties en behandelingen uitklapper, klik om te openen
Een mogelijke complicatie is dat er een nieuwe bloeding ontstaat. Dit komt omdat het nieuw gevormde vlies of korstje op de plaats van de scheur in de ballonvormige uitstulping (het aneurysma) nog niet sterk genoeg is. Een belangrijk doel van de behandeling is dan ook ervoor te zorgen dat er geen bloed meer door deze uitstulping kan stromen.
Hiervoor bestaan twee mogelijke behandelingen:
- een operatie waarbij een klemmetje wordt aangebracht op de “steel” van de uitstulping (clippen)
- het opvullen van de uitstulping (coilen).
Bij deze laatste vorm van behandeling is geen operatie nodig; de behandeling gebeurt onder narcose via een slangetje (katheter) dat vanuit de lies in de bloedbaan wordt gebracht en wordt opgeschoven tot vlak bij de uitstulping, zoals bij een angiografie.
Voor iedere patiënt wordt afzonderlijk, aan de hand van een aantal factoren, bepaald welke methode de voorkeur heeft en wanneer de behandeling plaatsvindt. De belangrijkste factoren zijn de plaats en de grootte van de uitstulping en de mate waarin de patiënt bij bewustzijn is.
Een andere complicatie die na een bloeding in het hoofd kan voor komen, is dat vaatkrampen optreden in de slagaders die in het “spinnenwebvlies” lopen. Hierdoor ontstaan vernauwingen die er toe kunnen leiden dat delen van de hersenen te weinig bloed krijgen, waardoor een infarct kan ontstaan.
Om de kans hierop te verkleinen wordt vanaf het begin van de behandeling het geneesmiddel nimodipine gegeven. Dit middel beschermt de hersencellen in de perioden dat er te weinig zuurstof beschikbaar is. Vochtinname en vochtverlies worden nauwkeurig bijgehouden en patiënten krijgen altijd een infuus om voldoende vochtinname te garanderen. Om de samenstelling van het bloed goed te kunnen beoordelen wordt in de eerste weken na de bloeding regelmatig bloed afgenomen.
Een derde mogelijke complicatie is dat het bloed een verstopping veroorzaakt in de afvoerkanalen van het hersenvocht (hydrocephalus). Hierdoor is het soms nodig om hersenvocht weg te laten lopen via een “ruggenprik” (lumbale punctie) of via een slangetje (drain) dat door de schedel heen wordt ingebracht in de met hersenvocht gevulde ruimte.
De behandeling bestaat verder standaard uit pijnstillende tabletten, een blaaskatheter, een infuus, medicijnen om de ontlasting soepel te houden (te hard persen verhoogt de kans op een nieuwe bloeding) en 10 dagen platte bedrust.
Om te voorkomen dat een stolling in een ader van het been (trombosebeen) ontstaat, worden voor de operatie meestal strakke kousen om de benen aangelegd; na de operatie wordt meestal een middel gegeven dat trombosevorming tegengaat.
Nazorg uitklapper, klik om te openen
Wanneer u na een subarachnoïdale bloeding het ziekenhuis weer verlaten heeft, kunnen er problemen duidelijk worden die in de ziekenhuisfase nog niet naar voren kwamen. Daarom krijgt u bij ontslag uit het UMC Utrecht een afspraak mee voor een controlebezoek op de SAB-nazorgpolikliniek. Deze nazorgpolikliniek biedt voorlichting, behandeling en begeleiding bij mogelijke problemen of beperkingen. Het gaat daarbij zowel om uw eigen ervaring als die van uw partner of naaste.
U spreekt dan eerst een verpleegkundige, met ervaring op het gebied van restverschijnselen na een subarachnoïdale bloeding. Aansluitend wordt u gezien door de neuropsycholoog en daarna heeft u een gesprek met de revalidatiearts. De verpleegkundige, de neuropsycholoog en revalidatiearts werken op deze SAB-nazorgpoli samen. Daarnaast hebben zij contact met uw behandelend neuroloog of neurochirurg.
De verpleegkundige bespreekt indien nodig de volgende onderwerpen met u:
- Wat is een SAB en wat zijn de mogelijke oorzaken?
- Voorlichting over vervolgonderzoeken
- Resterende klachten en symptomen, zoals smaakverandering, geurverandering, slaapproblemen, vermoeidheid, concentratiestoornissen, sombere stemmingen
- Hoe ervaart u uw beperkingen?
- Voorlichting over screening
- Bloedingen bij familieleden
- Risicofactoren voor een beroerte en andere hart- en vaatziekten
De subarachnoïdale bloeding kan ook een effect hebben op het onthouden van informatie, zich concentreren, de taal, en het handelen en denken. Dit zijn niet de meest opvallende gevolgen van een beroerte maar ze kunnen wel bepalend zijn voor het beloop van uw herstel. Om na te gaan in hoeverre u problemen heeft met deze mentale functies zal de neuropsycholoog enkele testen afnemen. U wordt ook gevraagd om vragenlijsten in te vullen over de emotionele kant van uw ziekte.
De revalidatiearts bespreekt het volgende met u:
- Gevolgen en verwachtingen op lichamelijk gebied: staan, lopen, traplopen, moeheid, seksualiteit
- Gevolgen op maatschappelijk gebied: arbeid, sport, autorijden, contact met andere mensen
- Gevolgen voor de communicatie: lezen, spreken, begrijpen, telefoneren, schrijven
- Zo nodig een advies of een behandelplan
Vervolgtraject uitklapper, klik om te openen
Na deze afspraken kunt u nog één of meerdere keren terug komen voor een gesprek en/of behandeling op de polikliniek. Dat gebeurt als u daar zelf behoefte aan heeft of als de arts dat wenselijk vindt.
Elk jaar na de hersenbloeding krijgt u standaard een korte vragenlijst toegestuurd om te vragen hoe het met u gaat en waarop u vragen kunt stellen. Tussendoor kunt u bij vragen altijd contact opnemen. Na een operatie (clippen) komt u meestal ook een keer terug op de polikliniek Neurochirurgie voor een gesprek met de neurochirurg. Als de ballonvormige uitstulping is behandeld door coilen krijgt u standaard twee keer een bloedvat onderzoek om te beoordelen of de uitstulping nog steeds is afgesloten. De eerste controle is 6 maanden en de tweede controle is 18 maanden na de bloeding en wordt uitgevoerd met een MRA.
U mag 6 maanden niet autorijden.
Familie uitklapper, klik om te openen
Vaak wordt ons de vraag gesteld of familieleden van patiënten met een bloeding in het hoofd een verhoogde kans hebben op ook zo’n uitstulping van een slagader in het hoofd (aneurysma). Meestal is dit niet het geval, maar als er in een familie meerdere eerstegraads familieleden (ouders, broers, zussen en kinderen) een bloeding in het hoofd hebben gehad, dan hebben de andere familieleden wel een verhoogd risico.
Deze familieleden kunnen zich laten onderzoeken op de aanwezigheid van zo’n uitstulping.
Mocht u hierover vragen hebben dan kunt u contact opnemen met uw behandelend arts of dit op de SAB-nazorgpoli bespreken met de verpleegkundige.
Wetenschappelijke studies uitklapper, klik om te openen
Op onze afdeling worden veel wetenschappelijke studies gedaan naar subarachnoïdale bloedingen. Het kan zijn dat u wordt gevraagd aan een studie mee te doen. Deze vraag wordt gesteld in een apart gesprek waarin u uitgebreide informatie over de studie krijgt. U bent uiteraard niet verplicht om deel te nemen aan een dergelijke studie. Onder alle omstandigheden kunt u verzekerd zijn van onze beste zorgen.
Afspraak SAB-nazorgpoli, receptie:
Maandag:_______________________
1 __________uur
2 __________uur
3 __________uur
Informatie:
Verpleegkundige (dr. P. Greebe): 088 755 81 89
Revalidatiearts (dr. A. Visser-Meily): 088 755 88 31
Contact uitklapper, klik om te openen
Als u een afspraak wilt maken op de polikliniek, hebt u een verwijzing nodig van de huisarts of specialist. Een neuroloog beoordeelt deze.
Polikliniek Algemene neurologie
Geopend maandag t/m vrijdag van 8.00 - 17.00 uur.