Terug

Baarmoederkanker

Baarmoederkanker

Patiëntfolder

Baarmoederkanker ontstaat in de binnenste slijmvlieslaag van de baarmoeder, het endometrium. De officiële medische term is endometriumcarcinoom. Soms ontstaat een speciale vorm van baarmoederkanker in het bind- en spierweefsel van de baarmoeder, een sarcoom. Hoewel baarmoederkanker en baarmoederhalskanker allebei in de baarmoeder ontstaan, hebben ze een heel verschillend ziekteverloop. Ook de behandeling van deze twee ziekten is verschillend.

Symptomen uitklapper, klik om te openen

  • Postmenopausaal bloedverlies
    Vrouwen die de overgang al hebben gehad, kunnen opeens een vaginale bloeding krijgen. Dit wordt wel eens verward met het plotseling terugkeren van de menstruatie. Maar als u al geruime tijd (meer dan een jaar), niet meer hebt gemenstrueerd, is zo’n bloeding geen gewone menstruatie. Deze soort kanker geeft in een vroeg stadium vaginaal bloedverlies. Na de overgang wordt dit vaak herkend als abnormaal, zodat het kankerproces in een vroeg stadium ontdekt wordt;
  • Menstruatiestoornissen en/of onregelmatig bloedverlies bij vrouwen die nog niet in de overgang zijn.

Oorzaken uitklapper, klik om te openen

Bij het ontstaan van baarmoederkanker speelt een aantal risicofactoren een rol. Deze factoren dragen eraan bij dat sommige vrouwen een wat grotere kans op baarmoederkanker hebben dan andere vrouwen.

  • Overgewicht.
  • Diabetes (suikerziekte).
  • Langdurig gebruik van oestrogene hormonen zonder progestagenen. Deze hormoonpreparaten worden voorgeschreven bij overgangsklachten en/of botontkalking. Om de verhoogde kans op baarmoeder- kanker door oestrogenen tegen te gaan, moeten oestrogenen voorgeschreven worden in combinatie met progestagenen.
  • Het gebruik van Tamoxifen gedurende een aantal jaren leidt tot een iets grotere kans op baarmoederkanker. Tamoxifen wordt gebruikt als aanvullende behandeling bij borstkanker. De goede behandelingsresultaten van Tamoxifen bij borstkanker wegen echter zwaarder dan het kleine risico op baarmoederkanker. Borstkankerpatiënten die Tamoxifen gebruiken, moeten bij vaginaal bloedverlies zorgvuldig onderzocht worden. Na het stoppen met het gebruik van deze hormonen, neemt  het risico op baarmoederkanker in de loop van de tijd weer af.
  • Sommige tumoren van de eierstokken produceren oestrogeen waardoor een verhoogde kans op baarmoederkanker ontstaat;
  • Erfelijke aanleg voor darmkanker. Dit wordt Lynch syndroom genoemd. Mensen die deze erfelijke aanleg hebben, hebben ook een grotere kans op tumoren in andere organen, waaronder het baarmoederslijmvlies.

Onderzoek & diagnose uitklapper, klik om te openen

Als het vermoeden bestaat op baarmoederkanker vindt altijd aanvullend onderzoek plaats. Op grond hiervan kan de gynaecoloog vaststellen wat de beste manier van behandelen is. De volgende onderzoeken kunnen plaatsvinden:

  • Bloedonderzoek
    Met bloedonderzoek wordt bekeken hoe het is met de lever, de nieren en andere organen. De tumormerkstof CA 125 kan, behalve bij eierstokkanker, ook verhoogd zijn bij baarmoederkanker. 
  • Uitstrijkje van de baarmoederhals
  • Curettage
    Op de polikliniek wordt met een rietje een beetje slijmvlies uit de baarmoederholte gezogen. Men noemt dit wel een pipelle of microcurettage. Geeft dit onvoldoende informatie, dan wordt een curettage gedaan op de dagbehandeling. Hierbij wordt weefsel uit de baarmoederholte geschraapt. Dit gebeurt na een ruggeprik of onder algehele narcose. 
  • Hysteroscopie
    Hierbij wordt met een buisje in de baarmoederholte gekeken. Vaak wordt dan ook een beetje weefsel uit de baarmoederholte weggenomen voor onderzoek. Dit onderzoek gebeurt op de dagbehandeling onder lokale verdoving, een ruggeprik of algehele narcose.
  • Echografie
    Bij een echografie wordt gebruikgemaakt van geluidsgolven. De weerkaatsing (echo) van deze golven maakt organen zichtbaar op een beeldscherm. Er wordt meestal een inwendige (vaginale) echografie gemaakt. Bij dit onderzoek worden de baarmoeder en de eierstokken in beeld gebracht en wordt de dikte van het baarmoederslijmvlies gemeten. Soms wordt er ook een uitwendige echografie gemaakt. De arts brengt gelei aan op de buik, waardoor de signalen beter kunnen worden opgevangen. Vervolgens beweegt hij met een apparaat (vergelijkbaar met een microfoon) over de buik. De afbeeldingen op het beeldscherm kunnen op foto's worden vastgelegd. Echografie is een eenvoudig, relatief weinig belastend onderzoek.
  • Röntgenfoto (X-thorax)
    Er wordt een foto gemaakt van hart en longen.
  • CT-scan (computer-tomografie)
    Meestal wordt een CT-scan gemaakt om een indruk te krijgen van eventuele uitbreiding van de ziekte in de buik. Dit gebeurt met een computer-tomograaf. Dit iss een apparaat waarmee men centimeter voor centimeter gedetailleerde foto's van het lichaam kan maken. Bij een CT-scan wordt gelijktijdig gebruikgemaakt van röntgenstralen en een computer. Terwijl u op een tafel ligt, wordt deze door een soort tunnel geschoven. Terwijl de tafel telkens een stukje doorschuift, wordt een serie foto's gemaakt. Voor het maken van goede foto's is het nodig dat er een contrastvloeistof gebruikt wordt om alles goed in beeld te brengen. Tijdens het onderzoek wordt via een infuus in de arm contrastvloeistof toegediend. Dit veroorzaakt vaak een weeïg en warm gevoel. Een paar dagen of minimaal 2 uur voorafgaand aan de CT-scan wordt met bloedonderzoek uw nierfunctie bepaald, vanwege de uitscheiding van de contrastvloeistof.
  • MRI (Magnetische Resonantie Imaging)
    Om een indruk te krijgen van eventuele uitbreiding van de ziekte in de buik, wordt soms een MRI gemaakt. Bij dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van een magneetveld en radiogolven. Hiermee worden bepaalde signalen in het lichaam opgewekt. Een antenne ontvangt de signalen en een computer vertaalt deze in een beeld. Er wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstralen. Tijdens het onderzoek ligt u op een tafel. Deze tafel wordt door een laborant in een soort tunnel geschoven. Er wordt dan een aantal opnamen gemaakt. Zo nodig krijgt u een injectie met contrastmiddel toegediend. Tijdens de opname moet u zo stil mogelijk blijven liggen, want als u beweegt, mislukt de opname. Soms helpt het als u uw ogen sluit. Het maken van de opnamen gaat samen met een hard tikkend geluid. Dit is niet schadelijk. U krijgt van de laborant (als het onderzoek het toelaat) een koptelefoon om het geluid van de MRI te dempen. Hierdoor kunt u ook naar de radio luisteren.

Stadiumindeling

In grote lijnen zijn vier stadia van baarmoederkanker te onderscheiden. Dit kan met zekerheid na de operatie worden bepaald.

  • Stadium I: De tumor is beperkt tot de baarmoeder.
  • Stadium II: De tumor is doorgegroeid tot in de baarmoederhals, maar niet buiten de baarmoeder.
  • Stadium III: Er is tumoruitbreiding buiten de baarmoeder, maar binnen het kleine bekken. Dat wil zeggen: in de directe omgeving van de baarmoeder, met name naar lymfklieren.
  • Stadium IV: De tumor is doorgegroeid buiten het kleine bekken of is doorgegroeid naar de blaas of de endeldarm en/of er zijn uitzaaiingen elders in de buikholte. Bij uitzaaiingen van baarmoederkanker, bijvoorbeeld in de longen of de botten, spreekt men ook van een tumor in stadium IV.

Gradering

Het weefsel, dat bij de operatie wordt weggenomen, wordt door de patholoog onder de microscoop bekeken. Speciaal bij baarmoederkanker wordt gekeken naar de mate waarin de kankercellen nog op normale cellen lijken. Dit noemen we de gradering (G). Er wordt onderscheid gemaakt in drie gradaties: goed, matig en slecht gedifferentieerd. Naarmate de cellen minder (‘matig’ en ‘ slecht’) op het normale weefsel lijken kan de tumor agressiever zijn. In dat geval kan het advies luiden dat u nabehandeld moet worden. Dit komt, omdat uit onderzoek is gebleken dat matig of slecht gedifferentieerde kankercellen vaker uitzaaien.

Multidisciplinair overleg

Alle uitslagen worden in een multidisciplinair team besproken waar o.a. de gynaecoloog oncoloog, de radiotherapeut, de medisch oncoloog, de radioloog, de patholoog en verpleegkundig specialist / oncologie verpleegkundige aanwezig zijn. Zij brengen op basis van de gegevens een behandel- advies uit, wat aansluitend met u besproken wordt.

Behandeling uitklapper, klik om te openen

Bij de behandeling van baarmoederkanker is de volgende behandelmethode mogelijk:

  • Operatie, eventueel gevolgd door een aanvullende (adjuvante) behandeling met radiotherapie (bestraling) en/of chemotherapie.

Operatie

Operatie is bij baarmoederkanker de eerst aangewezen behandeling. Als de tumor beperkt lijkt tot het baarmoederslijmvlies of de spierlaag van de baarmoeder, wordt de baarmoeder verwijderd met de eierstokken en de eileiders. Als de tumor zich verder uitgebreid lijkt te hebben naar de baarmoederhals (stadium II) wordt een radicale baarmoederverwijdering (de operatie van Wertheim-Meigs) uitgevoerd. Dit is een operatie waarbij naast de baarmoeder, eileiders met eierstokken, ook een stukje van de vagina, het steunweefsel om de baarmoedermond en de lymfeklieren in het bekken worden verwijderd. De bedoeling van de operatie is om het gezwel helemaal weg te nemen met zoveel mogelijk van het weefsel dat rondom de baarmoederhals ligt.

Daarnaast worden ook de lymfeklieren langs de grote bloedvaten in het kleine bekken weggenomen. Dit wordt gedaan om eventuele uitzaaiingen op te sporen. Bij sommige typen baarmoederkanker wordt ook nog gezocht naar uitzaaiingen elders in de buik, dan heet de operatie een ‘stageringsoperatie’. Bij deze operatie kunnen naast de lymfklieren uit het kleine bekken (pelvis) en langs de grote lichaamsslagader (aorta) ook een deel van het vetschort (omentum) en biopten van het buikvlies (peritoneum) worden afgenomen. Al het verwijderde weefsel wordt door de patholoog onder de microscoop bekeken. De standaardoperatie duurt ongeveer een uur, de radicale baarmoederverwijdering gemiddeld drie uur.

Bovenstaande operaties kunnen op de volgende manieren plaatsvinden, via een:

  • buikoperatie (laparotomie), of
  • kijkoperatie (laparoscopie), eventueel een robotgeassisteerde kijkoperatie.

Robortchirurgie
De operatierobot helpt de gynaecoloog om moeilijke ingrepen via een kijkoperatie te doen. Voorheen was het altijd noodzakelijk deze operaties via een verticale snede te doen. Het systeem bestaat onder andere uit robotarmen en een bedieningspaneel. De 4 robot armen houden verschillende instrumenten vast welke via kleine gaatjes in de buikholte zijn binnengebracht. De robotarmen worden bediend door een gynaecoloog die achter een speciaal toestel zit, het bedieningspaneel (A). De operatiehandelingen van de gynaecoloog achter het bedieningspaneel worden doorgegeven aan de robot (B).

De robot kan heel precieze bewegingen maken door de kleine polsgewrichtjes aan het uiteinde van de instrumenten.

Wat zijn de voordelen van een kijkoperatie?

  • Minder pijn door de kleinere wondjes.
  • Minder bloedverlies tijdens de operatie.
  • De robot heeft geen last van trillingen of vermoeidheid;
  • Doordat u minder pijn hebt, kunt u sneller uit bed komen en wandelen.
  • Wanneer u weer op de been bent, hebt u minder kans op infecties van de luchtwegen en het maag-darmstelsel komt sneller op gang.
  • Korter verblijf in het ziekenhuis.
  • U herstelt sneller, u bent eerder in staat om uw gewone activiteiten weer op te pakken en u kunt weer eerder aan het werk.
  • Cosmetisch: bij een kijkoperatie worden slechts enkele kleine sneetjes van 5-12 mm gemaakt.

Wat zijn de nadelen van een kijkoperatie?

  • De operatie duurt vaak wat langer dan een traditionele ‘open’ operatie.
  • Het is niet altijd mogelijk via kleine gaatjes te opereren, bijvoorbeeld als u vanwege doorgemaakte infecties of eerdere operaties verklevingen heeft tussen de buikorganen en de buikwand. Dan is het zicht soms te beperkt.
  • Om goed in de buikholte te kunnen kijken, ligt u tijdens de operatie op uw rug schuin achterover, dus met uw hoofd naar beneden. Hierdoor kunt u na de operatie klachten hebben van zwelling aan het hoofd en hoofdpijn. Deze klachten verdwijnen meestal na één dag.

Mogelijke complicaties van een operatie

De meest voorkomende complicaties zijn infecties van de wond en de blaas en een nabloeding. Bij een nabloeding kan een tweede operatie noodzakelijk zijn. Infecties zijn goed te behandelen met antibiotica.

Gevolgen van een operatie

  • Overgang
    Voor vrouwen die nog niet in de overgang zijn, betekent verwijdering van de baarmoeder en eierstokken dat er een einde komt aan de menstruatie. U kunt ook niet meer zwanger worden. Wanneer u nog een kinderwens hebt, kan dat de verwerking extra bemoeilijken. Voor overgangsklachten kunt u in de meeste gevallen geen hormonen gebruiken.
  • Lymfoedeem
    Als lymfklieren in het kleine bekken verwijderd zijn krijgen sommige patiënten klachten van een opgezet, moe gevoel in met name de schaamstreek en de bovenbenen. Dit kan berusten op een vochtophoping, ook wel lymfoedeem genoemd. Lymfoedeem verdwijnt niet altijd vanzelf. Het is belangrijk dat u klachten van zwelling serieus neemt. Neem contact op met uw behandelend arts of meldt uw klachten tijdens een bezoek aan de arts. Meer informatie over lymfoedeem kunt u lezen in het katern lymfoedeem. Dit katern ontvangt u na de behandeling.

Radiotherapie (bestraling) als aanvullende behandeling

Als na de operatie blijkt dat het kankerproces zich ook buiten de baarmoeder bevindt (stadium II of hoger) en in bepaalde gevallen van een stadium I kankerproces, wordt voorgesteld om aanvullende radiotherapie te onder- gaan. De kans op terugkeer van het kankerproces in het kleine bekken wordt hierdoor verkleind. Door middel van straling kunnen kankercellen worden vernietigd. Kankercellen verdragen bestraling slechter dan gezonde cellen. Radiotherapie kan op twee manieren worden toegepast, namelijk als uitwendige bestraling en als inwendige bestraling. Bij uitwendige bestraling komt de straling uit een toestel en dringt van buitenaf door het lichaam tot de (eventueel aanwezige) kankercellen. Bij inwendige bestraling wordt gedurende een bepaalde tijd een bestralingsbron in of bij de tumor aangebracht door middel van een instrument dat in de schede (vagina) wordt gebracht.

De bestraling moet nauwkeurig gedoseerd worden, zodat de tumorcellen vernietigd worden maar de schade aan het gezonde weefsel beperkt blijft en zodat het zich weer kan herstellen. De toe te dienen bestralingsdosis wordt daarom ook niet in één keer gegeven, maar in kleine porties. Voor veel mensen is bestraling iets angstigs. Straling is niet waar te nemen en niet te voelen en toch doet het iets in het lichaam. Sommige mensen zijn bang dat ze zullen verbranden door de bestraling of dat ze er zelfs kanker door zullen krijgen. Hebt u vragen of twijfels, ziet u op tegen de bestraling, bespreek dit dan met de radiotherapeut (de arts die gespecialiseerd is op het gebied van bestraling). Deze kan u veel informatie geven.

Voor meer informatie over radiotherapie wordt u verwezen naar:

  • folder Radiotherapie (Koningin Wilhelmina Fonds)
  • schriftelijke informatie van de afdeling Radiotherapie in het UMC Utrecht
  • www.kanker.nl

Hormonale therapie

Sommige vormen van baarmoederkanker worden geremd door het hormoon progesteron. In enkele gevallen is toediening van dit hormoon dan ook zinvol. Deze behandeling kan worden geadviseerd als:

  • de tumor te ver is uitgebreid om nog in aanmerking te komen voor een operatie of bestraling;
  • er tumorweefsel is achtergebleven, ondanks een operatie of bestraling;
  • het kankerproces is teruggekomen.

Het is moeilijk om aan te geven wat de succeskans is van een hormoonbehandeling. Dat hangt met veel factoren samen. Met name uitzaaiingen in de longen, maar ook kleine uitzaaiingen in de schede (vagina) reageren vaak goed op hormonale behandeling. Wanneer deze behandeling op u van toepassing is, krijgt u van uw gynaecoloog meer informatie.

Chemotherapie

Bij de behandeling van baarmoederkanker wordt soms chemotherapie gegeven. Of hiervoor een indicatie bestaat hangt af van het soort tumor en hoe uitgebreid het is. Soms is het een aanvullende behandeling na operatie en/of bestraling, soms betreft het palliatieve behandeling.

Leven met uitklapper, klik om te openen

Seksualiteit

De seksuele gevolgen van de behandeling van baarmoederkanker verschillen van vrouw tot vrouw. De gevolgen kunnen zowel van psychische als van lichamelijke aard zijn. Bij de ene vrouw is het verlies van de baarmoeder en de eierstokken van grotere invloed op haar gevoel van vrouw zijn dan bij de andere. Een vrouw die nog een kind had willen krijgen, heeft extra tijd nodig om de nieuwe situatie te verwerken.

Voor jonge vrouwen bestaat in uitzonderlijke gevallen overigens de mogelijkheid van een fertiliteitsbehoudende behandeling. Na de behandeling zult u met uw partner opnieuw moeten ontdekken en ervaren wat op seksueel gebied kan en wat plezierig is. Voorop staat dat elke vrouw voor zichzelf moet bepalen, wanneer ze aan vrijen toe is en op welke wijze zij dat wil.

Geslachtsgemeenschap
Een baarmoederverwijdering staat – na genezing - geslachtsgemeenschap niet in de weg. Wel kan het gevoel anders zijn dan u gewend was. Door bestraling wordt de vagina wat droger en stugger. Geslachtsgemeenschap is dan minder prettig of zelfs pijnlijk. Een ander gevolg van de behandeling, is het optreden van wat bloedverlies nadat geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden.

Niet zelden veroorzaakt dit ongerustheid en neemt de zin om te vrijen af. Een behandeling met progestagene hormonen heeft soms een nadelig effect op stemming en zin om te vrijen.

Orgasme
Als de baarmoeder is verwijderd, kan het orgasme anders zijn dan voor de operatie, vooral als u tijdens een orgasme de baarmoeder voelde samentrekken.

Seksuele problemen
Hieronder volgen adviezen voor een aantal seksuele problemen die u kunt ondervinden. Het wil zeker niet zeggen dat u deze adviezen op moet volgen, maar wellicht kan het u helpen.

Wat kunt u doen als:

  • De vagina droog en niet zo soepel is.
    Het gebruik van een glijmiddel op siliconenbasis kan helpen. Als de vagina te nauw lijkt te worden, kan het verstandig zijn om al tamelijk snel na de operatie of bestraling regelmatig met een in vaseline gedrenkte tampon of met een vibrator of met seksuele gemeenschap de vagina voldoende toegankelijk en soepel te houden. Ook staan er speciale setjes die staafjes van verschillende dikte bevatten, zogenaamde pelottes. Deze kunnen toegepast worden om te voorkomen dat de vaginawanden aan elkaar verkleven.
  • Geslachtsgemeenschap pijnlijk is, omdat de vagina korter is geworden.
    Dit probleem kan soms verholpen worden door tijdens de geslachtsgemeenschap een andere ‘techniek’ te gebruiken. Door tijdens de penetratie de benen te sluiten, wordt de vagina als het ware een beetje langer. Hetzelfde effect wordt bereikt door een ring te maken met twee of drie vingers en deze tijdens gemeenschap tussen de vagina en de penis te plaatsen.
  • Als een dieper orgasme vanuit de baarmoeder niet meer mogelijk is.
    Er kan een ander orgasme opgewekt worden door het stimuleren van de clitoris. Meer informatie over seksualiteit en gynaecologische kanker, leest u in hoofdstuk 7.

Zorgkosten uitklapper, klik om te openen

Meer over zorgkosten

Veelgestelde vragen uitklapper, klik om te openen

Hoe vaak komt baarmoederkanker voor?

Elk jaar krijgen in Nederland ongeveer 1900 vrouwen baarmoederkanker (Nederlandse Kanker Registratie 2014), dit aantal neemt de laatste jaren toe. Deze soort kanker komt het meest voor bij vrouwen tussen de 50 en 65 jaar. Bij vrouwen die jonger zijn dan 40 jaar, komt baarmoederkanker heel weinig voor.

Geneeskansen

Bij patiënten die zijn behandeld voor kanker wordt vaak gesteld, dat men na een periode van vijf ziektevrije jaren vrijwel zeker is van genezing. Het valt echter moeilijk te zeggen wanneer iemand volledig is genezen. In elk geval is de kans dat de ziekte terugkomt kleiner, naarmate men langer ziektevrij is. De kans dat een vrouw van baarmoederkanker geneest, is afhankelijk van het stadium waarin de ziekte wordt ontdekt.

  • In stadium I is de vijf-jaars overleving ongeveer 75 tot 85%;
  • In stadium II is de vijf-jaars overleving ongeveer 60%;
  • Voor stadium III hangen de vooruitzichten erg af van de specifieke situatie. De behandelend arts kan u het beste hierover informeren. De vijf-jaars overleving is circa 30%;
  • In stadium IV is de vijf-jaars overleving ongeveer 10%.

Wat u als individuele patiënte voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste met uw behandelend arts bespreken. Percentages voor een groep patiënten zijn niet zomaar naar ieders persoonlijke situatie te vertalen.

Bedankt voor uw reactie!

Heeft deze informatie u geholpen?
Graag horen we van u waarom niet, zodat we onze website kunnen verbeteren.

Werken bij het UMC Utrecht

Contact

Afspraken

Praktisch

umcutrecht.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet