Deze informatie is een onderdeel van het Patiënten Informatie Dossier (PID) gynaecologisch kanker. Het bevat algemene informatie over eierstokkanker en de behandeling. De informatie is een aanvulling op de gesprekken met de gynaecoloog. Leest u de informatie thuis rustig door. Ook voor mensen uit uw directe omgeving kan het nuttig zijn dit te lezen. Als zij meer over uw ziekte weten, is het vaak wat gemakkelijker om er samen over te praten.
Hoe vaak komt eierstokkanker voor?
Gemiddeld krijgen in Nederland per jaar 1500 vrouwen eierstokkanker. Deze vorm van kanker kan op elke leeftijd ontstaan, maar treedt het meest op tussen het 50ste en 70ste levensjaar.
Welke soorten eierstokkanker zijn er?
Er zijn verschillende soorten eierstokkanker. Zij onderscheiden zich door de onderdelen van de eierstok waaruit ze ontstaan. De meest voorkomende vorm van eierstokkanker is sereus kanker. De kankercellen ontstaan uit de buitenste laag cellen van de eierstok, het epitheel. Sereus kanker behoort daarom tot de groep van de zogenaamde epitheliale kankers.
Naast sereus kanker bestaan er meer zeldzame vormen van eierstokkanker die soms een andere behandeling vergen. Soms blijkt uit het weefselonderzoek dat er sprake is van een borderlinetumor. Een borderlinetumor is, zoals de naam al zegt, een grensgeval. Onder de microscoop zien de cellen van de tumor er kwaadaardig uit, maar ze gedragen zich meestal goedaardig. Vandaar dat een operatie de enige behandeling is en patiënten nagenoeg genezen. Het kan echter voorkomen dat de borderlinetumor terugkomt, vaak moet er dan opnieuw geopereerd worden.
Wat zijn de klachten bij eierstokkanker?
In het begin van de ziekte zijn er geen of nauwelijks klachten. Dit komt doordat de eierstokken min of meer vrij in de buikholte liggen. Het gevolg hiervan is dat eierstokkanker vaak in een laat stadium wordt ontdekt.
Klachten kunnen zijn:
- vage buikpijn;
- een opgeblazen gevoel;
- misselijkheid;
- klachten van verstopping;
- vaker plassen dan normaal;
- dikker worden van de buik, wat mede kan ontstaan door een verhoogde aanmaak van vocht in de buikholte (ascites);
- overmatige vermoeidheid;
- gewichtsverlies.
Wat zijn de oorzaken?
Er is geen duidelijke oorzaak bekend voor het ontstaan van eierstokkanker. Uit cijfers blijkt dat eierstokkanker vaker voorkomt bij vrouwen zonder kinderen en bij vrouwen met weinig kinderen. Door een groot aantal zwangerschappen lijkt de kans op eierstokkanker kleiner te worden. Ook het gebruik van de pil verlaagt het risico op eierstokkanker. Het voorkómen van een eisprong, lijkt dus een beschermende werking te hebben. Soms komt eierstokkanker in één familie vaker voor. Dat kan berusten op toeval. Als de ziekte bij meerdere familieleden voorkomt, kan er sprake zijn van een erfelijke vorm van eierstokkanker.
Ook het naast elkaar voorkomen van borstkanker en eierstokkanker binnen één familie, kan duiden op een erfelijke aanleg. Bij 5 tot 10% van de vrouwen met eierstokkanker gaat het om een erfelijke afwijking. Als binnen één familie meerdere malen eierstokkanker voorkomt, adviseren wij om erfelijkheidsonderzoek te laten verrichten. Dit gebeurt door een klinisch geneticus. Als dit op u van toepassing is, krijgt u daar van uw gynaecoloog informatie over.
Aanvullend onderzoek
Op basis van aanvullend onderzoek kan de gynaecoloog de uitbreiding van de ziekte inschatten. Dit is van belang om de beste manier van behandelen te kunnen kiezen. In een vroeg stadium van de ziekte bevindt de tumor zich in één of beide eierstokken. Vaak blijken de kankercellen echter al verspreid door met name de buikholte. We spreken dan van uitzaaiingen. Naast uitzaaiingen op het buikvlies, kunnen uitzaaiingen ook in andere organen voorkomen.
Vanuit de buikholte kunnen ook via de lymfe en soms via het bloed uitzaaiingen ontstaan. Om de exacte uitgebreidheid van de ziekte vast te stellen is uiteindelijk een operatieve ingreep noodzakelijk.
De volgende onderzoeken kunnen plaatsvinden:
- Bloedonderzoek
De gynaecoloog laat bloedonderzoek doen. Er wordt dan onder andere gekeken naar het CA125 gehalte in het bloed. Eierstokkankercellen kunnen deze stof aanmaken en geven deze af aan het bloed. Het CA125 wordt daarom ook wel tumormerkstof genoemd. Bij ongeveer 80% van de vrouwen met eierstokkanker, is het CA125 verhoogd. Als de tumor kleiner wordt, neemt het CA125 gehalte in het bloed af. Bloedonderzoek wordt daarom zowel bij de diagnose als tijdens de behandeling gebruikt om de mogelijke aanwezigheid van kwaadaardige cellen aan te tonen en de reactie op de behandeling te meten. - Echografie (ook wel echoscopie genoemd)
Echografie is een onderzoek met behulp van geluidsgolven die worden opgevangen via een apparaat (vergelijkbaar met een microfoon). De weerkaatsing (echo) van de geluidsgolven maakt organen zichtbaar op een beeldscherm. De afbeeldingen op het beeldscherm kunnen op foto’s worden vastgelegd. Het onderzoek kan geschieden door de arts (gynaecoloog of radioloog) of door een gespecialiseerde echoscopist. Echografie van de buik: op de huid wordt een gelei aangebracht, waardoor de signalen beter kunnen worden opgevangen. Bij dit onderzoek worden de buikorganen zoals de lever, de nieren en de lymfeklieren in beeld gebracht.
De arts zal met name letten op eventuele uitzaaiingen en extra vocht die in de buik kunnen voorkomen. Dit is een eenvoudig, relatief weinig belastend onderzoek. Bij een vaginale echoscopie wordt een dun staafvormig echo-apparaat in de vagina gebracht. Op deze wijze kunnen baarmoeder en eierstokken goed in beeld worden gebracht en kunnen eventuele afwijkingen worden bekeken. - Röntgenonderzoek
Er wordt een foto gemaakt van hart en longen. - CT-scan
Om een indruk te krijgen van eventuele uitbreiding van de ziekte in de buik, wordt vaak een CT-scan van de buik gemaakt. Dit gebeurt met een computertomograaf. Dit is een apparaat waarmee men centimeter voor centimeter gedetailleerde foto’s van het lichaam kan maken. Bij een CT-scan wordt gelijktijdig gebruik gemaakt van röntgenstralen en een computer. Terwijl u op een tafel ligt, wordt deze door een soort tunnel geschoven. Terwijl de tafel telkens een stukje doorschuift, wordt er een serie foto’s gemaakt. Voor het maken van goede foto’s is het nodig om het spijsverteringsstelsel in beeld te brengen. Hiervoor wordt een contrastvloeistof gebruikt. De contrastvloeistof moet op de dag voorafgaand aan het onderzoek en op de dag zelf worden ingenomen, tevens wordt tijdens het maken van de foto’s een andere contrastvloeistof via een infuus toegediend. - Ascitespunctie
Als uw buik in omvang is toegenomen, kan dat een gevolg zijn van overmatig vocht (ascites) in de buikholte. Ascites is met echografisch onderzoek vast te stellen. Een onderdeel van het onderzoek kan zijn dat het vocht met een naald wordt afgenomen. Het vocht wordt onder de microscoop onderzocht op de aanwezigheid van kankercellen. Deascitespunctie wordt ook verricht ter ontlasting van een erg gespannen buik. Bij een punctie wordt eerst de huid van de buik plaatselijk verdoofd. - Laparoscopie
Dit onderzoek wordt ook wel een kijkoperatie genoemd. Het is één van de mogelijkheden om te beoordelen of er sprake is van eierstokkanker. Soms wordt een laparoscopie gedaan om te bepalen in welke mate de ziekte zich heeft uitgebreid. Het onderzoek wordt uitgevoerd met een speciaal kijkbuisje, een laparoscoop. Daarmee kan de buikholte worden nagekeken. Voor dit onderzoek, dat plaats vindt onder algehele narcose, is meestal een kortdurende opname in het ziekenhuis nodig.
De laparoscoop wordt naar binnengebracht via een kleine snede in de onderrand van de navel. Ter hoogte van het schaambeen wordt een opening gemaakt voor het inbrengen van het instrumentarium. De gynaecoloog kan tijdens het onderzoek de baarmoeder, eierstokken en eileiders beoordelen.
Ook kan een beeld worden verkregen van de blaas, de darmen, de lever en de milt. Via de laparoscoop is het mogelijk buikvocht en kleine stukjes weefsel (biopten) weg te nemen om te kunnen onderzoeken.
De complicaties na een laparoscopie kunnen zijn: buikpijn, koorts, roodheid, zwelling van de wondjes en vochtverlies uit de wondjes. Een zeldzame complicatie is een darmbeschadiging.
Stadiumindeling
In grote lijnen zijn vier stadia van eierstokkanker te onderscheiden:
- Stadium I: de tumor is beperkt tot één of beide eierstok(ken).
- Stadium II: de tumor is doorgegroeid in andere organen in het kleine bekken.
- Stadium III: er zijn uitzaaiingen in de buikholte buiten het kleine bekken.
- Stadium IV: er zijn uitzaaiingen van eierstokkanker op andere plaatsen in het lichaam, bijvoorbeeld in de longen.
Op welke manier kan eierstokkanker behandeld worden?
De behandeling van eierstokkanker hangt af van het stadium waarin de ziekte zich bevindt.
Stadiëringsoperatie
Als uit voorgaande onderzoeken de ziekte nog beperkt lijkt en onduidelijk is of er uitzaaiingen zijn en in welk stadium de ziekte zich bevindt, dan vindt de zogenaamde stadiëringsoperatie plaats. Om deze operatie uit te voeren wordt een snede gemaakt van de navel tot het schaambeen, soms kan deze operatie ook via een laparoscopie worden verricht.
Tijdens de operatie worden de baarmoeder, de beide eierstokken, het lymfeklierweefsel langs de bekkenvaten en de grote lichaamsslagader en het vetschort dat voor de darmen ligt (het omentum) verwijderd. Op verschillende plaatsen in de onder- en bovenbuik worden stukjes weefsel (biopsieën) voor onderzoek weggenomen. Jonge vrouwen die (nog) kinderen willen, vormen hierop een uitzondering: in een vroeg stadium, is het soms verantwoord om de baarmoeder en een eierstok te behouden. De operatie wordt vaak gevolgd door een behandeling met chemotherapie (celdelingremmende medicijnen).
Debulkingsoperatie
Wanneer ook buiten de eierstokken duidelijk kankerweefsel aanwezig is, wordt geprobeerd om al het afwijkende weefsel weg te nemen. Daarbij worden ook beide eierstokken, de baarmoeder, het vetschort en soms zelfs een stuk darm of ander orgaan verwijderd. Hierdoor kan het voorkomen dat u een tijdelijk stoma krijgt. Op plaatsen waar het tumorweefsel niet weg te halen is, wordt geprobeerd het weefsel te verkleinen tot het een diameter van minder dan één centimeter heeft. Indien dit niet mogelijk blijkt, is het niet zinvol om uitgebreid te opereren. Soms kan dit al voorafgaand aan de operatie beoordeeld worden, soms wordt dat pas tijdens de operatie duidelijk. Dan wordt eerst chemotherapie geadviseerd om de tumoren zoveel mogelijk te verkleinen. Indien dit wordt bereikt, zal meestal alsnog een operatie plaatsvinden na de derde chemokuur, een zogenaamde intervaldebulking. Ter voorbereiding op de debulkingsoperatie krijgt u een afspraak bij de stomaverpleegkundige. Zij geeft u uitleg over de verschillende soorten stoma’s en de verzorging. Vlak voor de operatie komt zij bij u op de afdeling om de plaats van het eventuele stoma te bepalen.
Mogelijke complicaties na een stadiëringsoperatie of een debulkingoperatie
De belangrijkste complicaties zijn infecties van de blaas of de wond en een nabloeding. Bij een nabloeding kan een tweede operatie wel eens noodzakelijk zijn. Infecties zijn goed te behandelen met antibiotica.
Gevolgen van een stadiëringsoperatie of een debulkingoperatie
Voor vrouwen die nog niet in de overgang zijn, betekent verwijdering van de baarmoeder en eierstokken dat er een einde komt aan de menstruatie. U kunt ook niet meer zwanger worden. Wanneer u nog kinderwens hebt, kan dat de verwerking extra bemoeilijken. Het delen van dit verdriet met een partner of lotgenoten, kan helpen om de gevolgen van de ziekte een plaats te geven. Omdat bij deze operatie ook de eierstokken worden weggenomen, is het mogelijk dat u, wanneer u de overgang nog niet achter de rug hebt, eerder last krijgt van overgangsklachten. Indien u daar last van hebt, meldt dit dan bij uw gynaecoloog. Hij kan u daartegen medicijnen voorschrijven.
Behandeling met chemotherapie
Chemotherapie is de behandeling van kanker met één of meer medicijnen, zogeheten cytostatica. Deze doden kankercellen direct of remmen de celdeling waardoor tumorcellen uiteindelijk ook doodgaan. Omdat het effect van een cytostaticum op de groei van kankercellen beperkt is, worden vaak meer middelen gecombineerd. De meeste cytostatica krijgt u via het infuus. Enkele cytostatica zijn in tabletvorm beschikbaar. De toediening kan zowel op een dag als op verschillende achtereenvolgende dagen plaatsvinden. Soms is opname hiervoor noodzakelijk. Als u niet hoeft te worden opgenomen, vindt de toediening poliklinisch plaats.
Na de toediening is er meestal een aantal weken rust. Hoe lang cytostatica gebruikt moeten worden, is afhankelijk van een aantal factoren zoals bijvoorbeeld het type kanker en het stadium van de ziekte.
Bijwerkingen
Cytostatica hebben niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het lichaam. Vooral snelgroeiende cellen kunnen worden aangetast door chemotherapie. Daarom hebben alle cytostatica bijwerkingen die in meer of mindere mate kunnen optreden. Deze bijwerkingen verdwijnen gewoonlijk na de beëindiging van de behandeling.
Voorbeelden zijn: misselijkheid en braken, darmstoornissen, haaruitval, vermoeidheid, bloedarmoede en daling van het aantal witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes. Tijdens de behandeling wordt er zoveel mogelijk aan gedaan om de bijwerkingen te beperken, zodat u er zo min mogelijk last van hebt. Voor de behandeling met chemotherapie wordt u naar de internist-oncoloog verwezen. U krijgt dan een uitgebreide toelichting en schriftelijke informatie die u aan dit PID kunt toevoegen.
Seksualiteit
De behandeling van eierstokkanker heeft op seksueel gebied gevolgen die van vrouw tot vrouw verschillen. Bij de ene vrouw is het verlies van de eierstokken en de baarmoeder van grotere invloed op haar gevoel van vrouw zijn dan bij de andere. Een vrouw die nog een kind had willen krijgen, heeft extra tijd nodig om de nieuwe situatie te verwerken.
De problemen waarmee u - maar ook uw eventuele partner - te maken kan krijgen, hangen af van verschillende factoren. De uitgebreidheid van de behandeling die u hebt ondergaan, speelt een belangrijke rol, maar ook de relatie met uw partner en hoe de seksuele beleving was vóór de behandeling. Daarbij komt nog eens de emotionele verwerking van het (gehad) hebben van kanker. De gevolgen van eierstokkanker op seksueel gebied hebben verschillende oorzaken. Depressieve gevoelens kunnen ervoor zorgen dat de zin in seks laag is. Als de baarmoeder is verwijderd, kan het orgasme anders zijn dan voor de operatie, vooral als u tijdens een orgasme de baarmoeder voelde samentrekken.
Soms is het tijdens de operatie noodzakelijk om een gedeelte van de dikke darm te verwijderen. Een stoma kan daardoor soms nodig zijn. Als dat het geval is, kan de seksuele behoefte afnemen bijvoorbeeld door gevoelens van schaamte. Vermoeidheid, bijvoorbeeld als gevolg van chemotherapie, kan een andere reden zijn dat vrouwen geen zin hebben om te vrijen. Bij een behandeling met cytostatica treedt sneller een vaginale infectie op waardoor gemeenschap pijnlijk kan zijn. Een andere reden voor minder zin en voor vermoeidheid, is een tekort aan hormonen. De eierstokken maken oestrogene hormonen. Als deze aanmaak door de operatie stopt, kunt u overgangsverschijnselen krijgen. U kunt dan last hebben van opvliegers. Vooral nachtelijke opvliegers kunnen u zo moe maken, dat u geen zin meer hebt om te vrijen.
Omgaan met seksuele problemen
Na de behandeling zult u samen met uw partner opnieuw moeten ontdekken en ervaren wat op seksueel gebied kan èn wat plezierig is. Voorop staat dat u voor uzelf moet bepalen wanneer u aan vrijen toe bent en op welke wijze u dat dan wilt.
Geneeskansen
Bij patiënten die zijn behandeld voor kanker wordt vaak gesteld, dat men na een periode van vijf ziektevrije jaren vrijwel zeker is van genezing. Het valt echter moeilijk te zeggen wanneer iemand volledig is genezen. In elk geval is de kans dat de ziekte terugkomt kleiner, naarmate men langer ziektevrij is. Men spreekt van een complete remissie wanneer de ziekte, na de behandeling, niet meer aan te tonen is. Er is dan nog wel een mogelijkheid dat de ziekte terugkomt. Als de ziekte terugkomt, spreekt men van een recidief. Na een recidief kan helaas geen blijvende genezing bereikt worden. Een recidief kan opnieuw behandeld worden om de ziekte voor langere tijd terug te dringen.
Een probleem blijft dat eierstokkanker in het beginstadium weinig klachten geeft. Hierdoor wordt de ziekte vaak pas ontdekt in een vergevorderd stadium, terwijl de kans dat een vrouw van eierstokkanker geneest groter is in een vroeg stadium. De zogenaamde vijf-jaars overlevingscijfers voor eierstokkanker lopen daarom sterk uiteen, afhankelijk van het stadium en de mate van kwaadaardigheid van de ziekte. Van alle vrouwen met eierstokkanker geneest circa 35%. Wanneer de ziekte in een heel vroeg stadium wordt ontdekt, is de kans op genezing groot. Ongeveer 50% van de vrouwen die chemotherapie krijgen, bereikt een complete remissie. Ongeveer de helft van deze vrouwen is langer dan vijf jaar ziektevrij. Wat u als individuele patiënte voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste met uw behandelend gynaecoloog bespreken. Percentages voor een groep patiënten zijn niet zomaar naar ieders persoonlijke situatie te vertalen.
Zorgkosten uitklapper, klik om te openen
Meer over zorgkostenContact uitklapper, klik om te openen
Wilt u een afspraak maken of hebt u vragen? Neem dan contact op met de polikliniek gynaecologie.
Samenwerking met Bergman Clinics
UMC Utrecht gynaecologen zien nieuwe patiënten met gynaecologische klachten voor onderzoek en eventuele behandelingen in Bergman Clinics. Zowel UMC Utrecht als Bergman Clinics streven naar ‘Juiste zorg op de Juiste plek’ en kwalitatief hoogstaande gynaecologische zorg met korte toegangstijden. Op die manier maakt het UMC Utrecht ruimte voor de huidige en vooral toekomstige patiënten die meer specialistische zorg nodig hebben of voor patiënten met een complexe achtergrond.