Hiv-remmers verminderen cognitieve functie
Sommige hiv-remmers - met name die met efavirenz als een van de werkzame bestanddelen - hebben een negatief effect op de cognitie. Stoppen met dit middel kan het cognitief functioneren bij deze patiënten aanzienlijk verbeteren, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Charlotte Hakkers van het UMC Utrecht.
Problemen met cognitieve functies komen veel voor bij mensen met een hiv-infectie, en worden samengevat onder de noemer ‘hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornis’. Veel is nog onduidelijk over de oorzaak van deze stoornis, en ook is er weinig bekend over de beste manier om de diagnose te stellen en hoe deze stoornis te behandelen. Het doel van het promotieonderzoek van Charlotte Hakkers (afdeling Infectieziekten, UMC Utrecht) was om de vorm en omvang van neurocognitieve stoornissen als comorbiditeit van een hiv-infectie te onderzoeken, bestaande en nieuwe diagnostische opties te onderzoeken, én om te kijken naar de rol van hiv-remming in de vorm van combinatie antiretrovirale therapie.
Effecten van hiv-remmers
In de ESCAPE studie hebben Charlotte Hakkers en collega’s aangetoond dat hiv-remmers (met name wanneer die het middel efavirenz als een van de werkzame bestanddelen bevatten) een negatief effect kan hebben op de cognitie, zelfs bij patiënten die dergelijke effecten niet zelf ervaren. Het vervolgens staken van efavirenz bleek in deze studie de cognitieve functie te verbeteren. Tenslotte waren efavirenz-bloedspiegels omgekeerd gecorreleerd met cognitiescores, ofwel hoe hoger de bloedspiegels, des te lager de score.
In een andere studie uitgevoerd door deze onderzoekers bleek bovendien dat nieuwere hiv-remmers zoals dolutegravir meer cognitieve bijwerkingen veroorzaken dan eerder werd gedacht. Verder ontdekte Hakkers dat cognitieve problemen vaak worden gezien bij hiv-patiënten, zowel in westerse als niet-westerse populaties.
Diagnose
De diagnose van hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornis wordt gesteld door middel van een neuropsychologisch onderzoek, dat tijdrovend en duur is, en sterk afhankelijk is van goede en vergelijkbare normatieve gegevens. Er is daarom een sterke behoefte aan korte screeningsinstrumenten (in de vorm van vragenlijsten) en/of biomarkers (stoffen in het bloed waarmee de mate van cognitief functioneren kan worden gemeten). De MoCA basic vragenlijst, een korte taal- en cultuurneutrale screeningstest voor het meten van cognitieve functies, bleek in het onderzoek van Hakkers niet bruikbaar te zijn in een Zuid-Afrikaanse plattelandspopulatie. Bovendien bleek neurofilament light, een biomarker gemeten in plasma, geen betrouwbare correlatie te hebben met cognitieve tests. Onderzoek waarbij functionele MRI werd gebruikt om cognitieve achteruitgang bij hiv-patiënten te testen, liet echter veelbelovende resultaten zien. Een bepaald gebied in de hersenen, het fronto-striatale systeem, van hiv-patiënten met een gestoorde cognitieve functie lijkt daarbij het meest aangetast te zijn. Tenslotte werd een stap-voor-stap protocol voorgesteld voor polipatiënten die positief screenen op een hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornis, én beschreven Hakkers en collega’s een revalidatieprogramma gericht op cognitief functioneren voor deze doelgroep.
Hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornis
Hiv-geassocieerde neurocognitieve stoornis wordt gebruikt om neurodegeneratieve ziekte bij mensen met hiv te beschrijven en treft meer dan 30 procent van de mensen met hiv, ongeacht het niveau van virusonderdrukking. Het centrale zenuwstelsel fungeert als een reservoir voor hiv waarbij zenuwcellen beschadigd raken, zowel op het moment van de initiële hiv-infectie als tijdens de chronische fase. Cognitieve stoornissen zijn de meest voorkomende complicaties van het centrale zenuwstelsel bij mensen met hiv. Artsen onderscheiden drie categorieën, elk geassocieerd met een toenemend niveau van verstoord cognitief functioneren: (1) asymptomatische neurocognitieve stoornis (prevalentie 30 procent), (2) milde neurocognitieve stoornis (prevalentie 20-30 procent), en (3) hiv-geassocieerde dementie (prevalentie 2-8 procent).
Promotie
Charlotte Hakkers (1986, Sleeuwijk) verdedigde haar promotieonderzoek op 14 April, 2022 aan de Utrecht University. De titel van haar proefschrift is “HIV and the brain – Cognitive comorbidities and complications in hiv infection and treatment”. Promotor was em. prof. dr. Andy Hoepelman and co-promotor was dr. Joop Arends (beiden afdeling Infectieziekten, UMC Utrecht). In September 2021, startte Charlotte haar opleiding tot internist in het UMC Utrecht.