Doofheid en slechthorendheid
‘Slechthorendheid’ is een duidelijker begrip dan ‘doofheid’. Iemand die niet goed spraak kan verstaan, is slechthorend. Daarvoor gelden gradaties: licht slechthorend, matig slechthorend, of ernstig slechthorend. In dit laatste geval spreken we ook wel van doofheid.
Het begrip doofheid
‘Doof’ is een ruim begrip. Iemand wordt soms ‘doof’ genoemd als hij tijdens een gesprek een enkel woord niet goed verstaat. Iemand die met hoortoestellen in goed spraak verstaat, wordt ook vaak doof genoemd, of beschouwt zichzelf als doof. En iemand die vrijwel niets kan horen kan men terecht doof noemen.
‘Doof’, maar nu met een hoofdletter geschreven, daarmee bedoelen we mensen die een keuze hebben gemaakt voor de Dovencultuur. Deze mensen hebben als hoofdtaal (in Nederland) de Nederlandse Gebarentaal (NGT).
In medische (audiologische) zin kunnen we vrijwel nooit van volledige doofheid spreken. Elke dove hoort wel iets en kan wel enigszins spraak herkennen. We gebruiken liever het begrip slechthorendheid omdat we hierin gradaties kunnen aangeven. Bijvoorbeeld om in aanmerking te komen voor cochleaire implantatie (gehoorimplantaat) geldt dat men zeer ernstig slechthorend moet zijn.